banier
lijntje lijntje
back
Koolmees Parus major

In de zomer vallen ze wat minder op, maar zodra het winter wordt en je voer aanbiedt duiken ze razendsnel op: meesjes. Een aantal mezensoorten zijn behoorlijk tam te maken. Bovendien zijn mezen heel slimme vogeltjes die de raarste capriolen kunnen uithalen om aan voer te komen. De meeste meesjes zijn standvogels, dat wil zeggen dat ze 's winters niet wegtrekken. De bekendste mees is wellicht de koolmees. Het is een holenbroeder die vaak met de pimpelmees vecht om een broedholletje (en dat mag ook een nestkastje zijn). Omdat hij net iets groter is, wint de koolmees meestal. Mezen zijn insecteneters die s'winters op zaden en vruchten overschakelen.

De koolmees en de pimpelmees tref je werkelijk overal aan. De koolmees is wat groter en wat donkerder, maar in gedrag lijken deze beide mezensoorten als twee druppels water op elkaar. De vogels zijn intelligent en uitermate nieuwsgierig. Elke nieuwe nestkast wordt nog op de dag van ophangen grondig bekeken. Hoewel de dieren niet erg van de mens afhankelijk zijn, alleen in de winter worden zaden gegeten, zou het aantal mezen zonder menselijk voeren veel lager zijn. De mezen nemen graag voer van de voedertafel, zijn verzot op pindanetjes en speciaal voor hen maakt de mens ook vetkaarsen en -bollen, waarop maar weinig andere vogels zich staande kunnen houden. De soort komt het gehele jaar door in grote aantallen in mijn tuin voor.

Bij de meeste mezen is het verschil tussen de mannetjes en de wijfjes absoluut niet te zien. Dat ligt bij de koolmees gelukkig anders. Je hoeft alleen maar te kijken naar de blauwe lijn op de borst. Bij het mannetje op de bovenste foto is die dik en zwaar aangezet en loopt helemaal door tussen de pootjes. Het vrouwtje, op de foto daaronder, heeft een veel dunner lijntje, dat taps toeloopt en ver voor de pootjes eindigt in een paar vegen. Toch even een waarschuwing: lang niet alle mannetjes hebben zo'n sterke streep als het dier op de bovenste foto.

De koolmees is groter dan zijn familieleden in Nederland. Hij is wel 14 centimeter lang en weegt dan 20 gram. In Nederland een standvogel. Er wordt in een holletje in een boom (of een nestkastje) 1 of 2 maal gebroed. De broedsels zijn erg groot (tot wel 12 eieren aan toe). De eitjes worden bijna twee weken bebroed, waarna de jongen nog bijna drie weken op het nest worden gevoerd. Een paar bomen bij elkaar zijn genoeg om deze vogel aan te trekken. Hij komt dan ook in geheel Nederland voor, en woont ook in nagenoeg geheel Europa. De vogel is erg acrobatisch bij het zoeken naar spinnen en insecten. In de winter neemt het dier allerlei zaden en bessen en komt zeer graag op de voertafel af. De vogel is absoluut niet schuw.