banier
lijntje lijntje
back
Klein Geaderd Witje Pieris napi

Het klein geaderd witje komt op vrijwel het gehele Noordelijk halfrond voor: van Europa, door het Midden-Oosten naar Azië, Japan en Noord-Amerika. Het is bijna overal een gewone, zelfs veel voorkomende soort, behalve in Noord-Amerika, waar het een lokale soort is. Met een spanwijdte van 35 tot 45 mm is dit een tamelijk klein witje. Hij lijkt wel wat op andere witjes, vooral op het kleine koolwitje. Toch is hij daarvan gemakkelijk te onderscheiden. De aderen aan de onderkant van de vleugels zijn zwaar geaccentueerd in een groenig soort zwart. Vooral de eerste generatie heeft vaak sterk benadrukte aders, zie 4e foto van boven. De latere generaties hebben minder opvallend omzoomde aderen, zoals op de op één na onderste foto.
Het klein geaderd witje is lang niet zo schadelijk in de landbouw als enkele andere soorten, omdat hij niet vaak op kool wordt aangetroffen. We vinden de rupsen wel op mosterd, maar verder worden heel veel wilde planten gegeten, zoals look-zonder-look en pinksterbloemen. Het imago vliegt op heel veel planten. In de tuin vinden we het klein geaderd witje onder meer op de vlinderstruik. De voorjaarsgeneratie is verzot op paardebloemen, de latere generaties op distels. In de gemiddelde tuin is dit één van de meest voorkomende witjes en de kleinste. Over het algemeen zijn de vleugels van de mannetjes aan de bovenzijde bijna geheel wit, vooral bij de eerste generatie (bovenste foto). De mannetjes van de latere generaties, 2e foto van boven, hebben nooit meer dan één enkele zwarte stip. De stip kan echter bij sommige exemplaren heel erg bleek zijn en is soms nauwelijks zichtbaar.
Het klein geaderd witje is een erg variabele soort. Er bestaan bijna geheel witte vrouwtjes, maar er zijn ook vrouwtjes die veel meer zwarttinten dan wittinten in de vleugel hebben. De geleerden zijn het er nog niet over eens of sprake is van verscheidene, nauw verwante soorten, of dat sprake is van afwijkingen en lokale variaties binnen de soort. In de meeste gevallen is het vrouwtje sterk getekend. De vleugeltip is donker en er zijn altijd twee grote, donkere stippen op de voorvleugel zichtbaar. De onderste stip kan versmolten zijn met de brede zwarte streep langs de onderkant van de vleugel. De tekening kan lichtgrijs zijn bij de voorjaarsgeneratie, maar is meestal zwart in de latere generaties.
Het klein geaderd witje is in de hele Benelux een van de gewoonste vlinders. Hij vliegt in twee en vaak zelfs drie generaties per jaar tussen half april en eind oktober. Kan vooral in mei, juli en augustus in zeer grote aantallen rondvliegen. Net als veel andere witjes worden de vleugels tijdens het rusten en het eten samengeklapt gehouden, zodat de bovenkant van de vleugel meestal onzichtbaar is. De vlekken op de bovenkant van de vleugel bij het vrouwtje zijn heel vaak door de onderkant heen zichtbaar. Het ene vlekje van het mannetje valt aan de onderkant veel minder op, zodat het sekse-verschil toch vaak te zien is. De zomergeneratie is echter aan de onderkant vaal veel minder getekend dan de voorjaarsgeneratie, zodat je goed moet opletten het klein geaderd witje niet te verwarren met het kleine koolwitje, zoals het exemplaar op de op één na onderste foto. Het kleine koolwitje heeft soms ook de aderen iets aangezet, maar altijd in een gelige kleur, veel lichter dus.