Een van de gewoonste zomervogels van Europa. Een mooi en kleurrijk portret (de veren kunnen allerlei kleuren weerkaatsen, vooral bij veel zon, waarbij groentinten meestal overheersen). Bovendien een uiterst brutale vogel die indien nodig bij mensen uit de hand eet (buitengedeelte Kröller-Müller Museum, Otterloo). De meeste indruk maakt de spreeuw echter in groepen. In het voorjaar is dat een uiterst slechte indruk (een flinke groep spreeuwen kan een kersenboom in enkele minuten totaal plunderen!) en in het najaar een indruk van ongekende schoonheid (de groepen kunnen nu meerdere duizenden exemplaren omvatten die staaltjes van synchroon-vliegen laten zien waar je stil van wordt).
De spreeuw is de enige soort van de spreeuwenfamilie die in Noord-, Midden- en Oost-Europa voorkomt. Alleen in Spanje, Portugal en enkele Middellandse Zee-eilanden vinden we nog de Zwarte Spreeuw, overigens altijd in plaats van "onze" spreeuw, en in het uiterste zuidoosten van Europees Rusland de Roze Spreeuw. Onze spreeuw wordt zo'n 22 centimeter lang en haalt dan een gewicht van 75 gram. Het vrouwtje verschilt nauwelijks van het mannetje. Zij heeft alleen wat lichtere ogen en is vaak wat meer bespikkeld. In april of mei wordt een nest gebouwd in een nis in een muur of boom of in nestkastjes. Soms worden twee broedsels per jaar voortgebracht. Er worden vier tot zes eieren gelegd die bijna twee weken worden bebroed. Daarna worden de jongen ongeveer drie weken op het nest verzorgd. De spreeuw is een trekvogel die al in februari kan arriveren om pas in november weer weg te gaan. In Nederland overwinteren spreeuwen ook wel in plaats van weg te trekken. Spreeuwen komen in geheel Europa voor, zelfs op IJsland. Ze eten nagenoeg alles: insecten, wormen, slakken, kersen, druiven, brood en afval.