banier
lijntje lijntje
back
Bruine winterjuffer Sympecma fusca

De bruine winterjuffer is een merkwaardige juffer. Ze bereikt een lengte van 25 tot 30 mm en is daarmee een erg kleine soort. Vergeleken met de meeste andere juffers is ze met haar bruine kleuren maar een saai geval. In rust worden de vleugels niet (half) uitgespreid of opgericht, maar strak langs het lichaam gevouwen. En als ze zo zitten, lijken ze maar één pterostigma te hebben, want dat zit op beide vleugels op exact dezelfde plek. En het is één van de slechts twee Europese soorten juffers die als volwassen dier overwintert. De andere is de Noordse winterjuffer die in de Benelux alleen voorkomt in Nederland, en wel in de kop van Overijssel.

De bruine winterjuffer sluipt in augustus uit en vliegt dan rond tot eind september. Dan gaat ze in winterslaap, meestal in hei waar ze maar moeilijk is te vinden. In zachte winters kunnen ze al in maart weer tevoorschijn komen, maar meestal zien we ze vanaf april. In april en mei wordt gepaard. Vaak in de bekende tandem legt het vrouwtje haar eitjes in drijvende, rottende planten. Ze maakt met haar legboor een gaatje in een stengel en legt daarin één eitje. De larven hebben slechts twee maanden nodig om hun ontwikkeling te voltooien en dat is voor een juffer heel erg kort. In zuidelijke streken kunnen daarom zelfs twee generaties per jaar voorkomen.

De bruine winterjuffer is zeldzaam in België en ongewoon in Nederland. In het Verenigd Koninkrijk tot dusverre slechts één keer gezien (in 2008 in Tonna, Zuid-Wales). In Zuid-Europa en Noord-Afrika een gewone soort.